Behoud van de Antilliaanse leguaan
De Antilliaanse leguaan (Iguana delicatissima) is de meest bedreigde reptielensoort binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Deze imposante, tot 1,40 meter lange, herbivore hagedissensoort leeft nog in een kleine populatie op het eiland Sint-Eustatius, terwijl hij op Sint-Maarten reeds is uitgestorven, en kan beschouwd worden als de “Nederlandse panda”.
Op wereldschaal heeft de soort een beperkt areaal en komt alleen voor op de noordelijke Kleine Antillen, van Anguilla tot Martinique. Op diverse eilanden is de soort inmiddels verdwenen, of is de populatie zeer sterk achteruitgegaan of genetisch ernstig vervuild geraakt door hybridisatie met (illegaal) geïntroduceerde groene leguanen (Iguana iguana) die van nature niet op de eilanden voorkomen. Op de Rode Lijst van de IUCN staat de Antilliaanse leguaan in de categorie ‘Ernstig Bedreigd’.
Het meest bedreigde reptiel
Op wereldschaal waren voor de orkanen in 2018 nog maar circa 17.000 volwassen individuen aanwezig, verdeeld over 13 eilanden. Er leeft nog maar een geschat aantal van 400 - 600 leguanen op Sint-Eustatius en dat aantal neemt af. De soort wordt bedreigd door talloze factoren, zoals habitatverlies, verkeer, predatie door en concurrentie met geïntroduceerde soorten, genetische verarming, hybridisatie met de gerelateerde groene leguaan en infectieziekten. Hierdoor is de soort ook extra gevoelig voor natuurlijke fenomenen, zoals orkanen. Zoals veel eilandsoorten loopt ook deze soort een hoog risico om op korte termijn uit te sterven. Lopend onderzoek van Stichting RAVON, in samenwerking met WNF en STENAPA, geeft aan dat het vijf voor twaalf is voor de Antilliaanse leguaan op Sint-Eustatius.
In mei 2018 zijn vier Antilliaanse leguanen met premier Rutte in het regeringstoestel vanuit Sint-Eustatius naar Nederland gevlogen om in Diergaarde Blijdorp te beginnen aan een ex situ fokprogramma. Uiteindelijk is het doel om nakomelingen weer op Sint-Eustatius uit te zetten, maar ook om ervaring op te doen met huisvesting en kweek in (tijdelijke) gevangenschap zodat over enkele jaren een fokprogramma op Sint- Eustatius kan worden opgezet. Het is een lastige soort om in gevangenschap te houden en kweken, maar omdat de soort in de natuur ernstig wordt bedreigd wordt dit noodzakelijk geacht.
Het bacteriële darmmicrobioom (het geheel aan bacteriële diversiteit in de darm) is cruciaal voor herbivore dieren, zoals de Antilliaanse leguaan, en verstoring kan een nadelig effect hebben op de gezondheid. Zowel de introductie van nieuwe bacteriën, met name pathogenen, als de verarming van de bacteriële diversiteit kunnen van invloed zijn op de gezondheid. Het microbioom wordt bepaald door interne factoren, zoals de genetische opmaak van het individuele dier, en externe factoren die een grote invloed hebben. Hierbij valt te denken aan blootstelling aan bacteriën vanuit de omgeving waardoor een verschuiving van bacteriële samenstelling op kan treden, of introductie van pathogenen in het microbioom.
Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat Salmonella meer aanwezig is bij hagedissen in gevangenschap dan bij hun soortgenoten in het wild. Ook zorgt het dieet tot toename of afname van uitgroei van bepaalde groepen bacteriën. We veronderstellen dat de Antilliaanse leguanen in gevangenschap hierdoor mogelijk een verarmd microbioom hebben.
Al genoemde factoren kunnen van invloed zijn op de gezondheid van de dieren in gevangenschap en het uiteindelijke succes van het fokprogramma. In dit specifieke geval moet op Sint-Eustatius rekening gehouden worden met de alom op aanwezige geiten die door de mens geïntroduceerd zijn en die hun invloed hebben op de samenstelling van het bacteriële darmmicrobioom van de Antilliaanse leguaan in het wild. Op basis van DNA-sequencing kan snel en effectief bepaald worden wat de samenstelling van het bacteriële darmmicrobioom is van de Antilliaanse leguaan, inclusief de aanwezigheid van potentiele bacteriële pathogenen.
Bacteriële pathogenen lijken een grotere rol te spelen als veroorzakers van ziekten bij reptielen dan voorheen werd aangenomen. Zo kunnen onder andere Devriesea agamarum, Helicobacter spp. en Salmonella spp. ziekten veroorzaken bij leguanen en andere reptielen.
Devriesea agamarum kan chronische proliferatieve dermatitis veroorzaken bij reptielen, met onder andere laesies rond de bek, de cloaca en de poten. Sepsis is een veel voorkomende hiermee geassocieerde complicatie, die tot de dood van het dier kan leiden. Vanaf 2011 zijn op het eiland Sint-Bartholomeus Antilliaanse leguanen aangetroffen met grote harde knobbels en abcessen op het lichaam, veroorzaakt door D. agamarum. Anolis gingivinus, een kleine hagedissoort die op hetzelfde eiland voorkomt, blijkt een asymptomatische drager van D. agamarum te zijn. De pathogeen lijkt recentelijk op het eiland geïntroduceerd. Bij beide soorten kon de aanwezigheid van D. agamarum op basis van swabs van de cloaca vastgesteld worden. Antilliaanse leguanen met vergelijkbare symptomen zijn waargenomen op Sint- Eustatius, maar het is vooralsnog niet onderzocht of D. agamarum aanwezig is op dit eiland en of deze bacterie geassocieerd is met deze symptomen. Aangezien D. agamarum aanwezig kan zijn bij verschillende soorten hagedissen zonder duidelijke symptomen, kan de pathogeen reeds ongemerkt aanwezig zijn of geïntroduceerd worden op Sint-Eustatius. Introducties van verschillende reptielensoorten op Sint-Eustatius zijn bekend, inclusief mogelijke dragers van D. agamarum, zoals de groene leguaan en anolissoorten, waarbij introductie vanuit nabijgelegen eilanden zoals Sint-Maarten, Sint-Bartholomeus, Anguilla, Saint Kitts en Nevis het meest aannemelijk is. Terwijl infecties bij dieren in gevangenschap snel te diagnosticeren en te behandelen zijn, is dat voor dieren in de natuur niet het geval en kan het ongemerkt een nadelig effect hebben op de populatie.
Daarnaast kunnen ook andere bacteriële pathogenen een bedreiging vormen voor de Antilliaanse leguaan. Zo is recentelijk aangetoond dat een nieuwe Helicobacter species sterfte veroorzaakt bij wilde Grand Cayman blauwe leguanen (Cyclura lewisi) op Grand Cayman, waarbij invasieve groene leguanen mogelijk een rol speelden in de introductie van deze pathogeen. Ook van deze pathogeen is het niet bekend of het aanwezig is bij de Antilliaanse leguaan op Sint-Eustatius.
Inzicht in het darmmicrobioom
De hoofddoelstelling van het project is om inzicht te krijgen in de samenstelling van het bacteriële darmmicrobioom van de Antilliaanse leguaan, en daarmee ook de aanwezigheid van bacteriële pathogenen, zowel in het wild als in gevangenschap, met de nadruk op D. agamarum. Dit kan een indicatie geven van de bacteriële gezondheidsstatus van de Antilliaanse leguaan, alsmede de bacteriële risico’s voor het behoud van de soort, en afhankelijk van de resultaten een basis leggen voor vervolgonderzoek en mogelijke behandeling.
Inzicht in de samenstelling van het bacteriële darmmicrobioom van de Antilliaanse leguaan in het wild en in gevangenschap zal een indicatie geven hoe een gezond darmmicrobioom eruitziet en wat het effect van gevangenschap is op het darmmicrobioom. Dit kan vervolgens leiden tot verandering van de verzorging, huisvesting en vooral het dieet van de Antilliaanse leguaan en bijdragen aan het succes van het fokprogramma. In vervolgonderzoek kan bepaald worden of door middel van het aanbieden van componenten uit een natuurlijk dieet, welke bepaald wordt in parallel lopend onderzoek, een potentieel verarmd microbioom gericht verschoven kan worden naar een wildtype microbioom. Daarnaast is het mogelijk om het darmmicrobioom van de groene leguaan van het nabijgelegen eiland Anguilla te bepalen om te onderzoeken of deze soort een significant verschillend microbioom heeft en mogelijke bacteriële pathogenen bij zich draagt die bij introductie op Sint-Eustatius een negatieve invloed kunnen hebben op het behoud van de Antilliaanse leguaan.
Tevens zal vergelijking van het darmmicrobioom van Antilliaanse leguanen uit gebieden waar veel geïntroduceerde grazers aanwezig zijn (met name geiten), en het habitat sterk gedegradeerd is, ten opzichte van gebieden waar geen geïntroduceerde grazers aanwezig zijn, en het habitat in goede staat is, een indicatie geven wat de invloed van deze grazers is op het microbioom van de Antilliaanse leguaan.
DNA
De Antilliaanse leguaan is ernstig bedreigd in zijn voortbestaan in zijn hele areaal, inclusief Sint-Eustatius. Een van de bedreigingen vormen bacteriële pathogenen, waarvan in ieder geval D. agamarum een concrete bedreiging vormt voor het behoud van de Antilliaanse leguaan. In het IUCN-actieplan voor behoud van de Antilliaanse leguaan wordt onderzoek naar pathogenen, in het bijzonder D. agamarum, als een belangrijk actiepunt voor behoud van deze soort bestempeld. Dit onderzoek is tot op heden nog niet uitgevoerd voor de Antilliaanse leguaan op Sint-Eustatius. Op basis van DNA-sequencing kan snel en effectief bepaald worden wat de samenstelling van het bacteriële darmmicrobioom is van de Antilliaanse leguaan, inclusief de aanwezigheid van specifieke bacteriële pathogenen zoals D. agamarum. Dit onderzoek kan belangrijke inzichten geven in de gezondheidsstatus van de Antilliaanse leguaan, zowel in gevangenschap als in het wild. Dit zal de eerste screening zijn van bacteriële pathogenen in Antilliaanse leguanen van Sint-Eustatius en een belangrijke bijdrage leveren aan het behoud van de soort.
Het bacteriële darmmicrobioom is cruciaal voor herbivore dieren en verstoring kan een nadelig effect hebben op de gezondheid. De diversiteit en compositie van het bacteriële darmmicrobioom van Antilliaanse leguanen in gevangenschap is mogelijk anders dan van hun soortgenoten in het wild. De resultaten kunnen aanleiding geven tot verandering in de verzorging, huisvesting en het dieet van de Antilliaanse leguaan in gevangenschap en op deze manier bijdragen aan het succes van het fokprogramma van de soort. Vooral het dieet zal een belangrijke factor zijn. Een potentieel verarmd bacterieel darmmicrobioom kan mogelijk hersteld worden door het aanbieden van een zo natuurgetrouw mogelijk dieet. Op basis van parallel lopend onderzoek zal bepaald worden welke planten de dieren in het wild eten. Deze planten kunnen vervolgens in de eigen botanische tuinen van Diergaarde Blijdorp gegroeid worden, zodat er altijd een vast aanbod is aan voedsel voor hun dieren. Dit project kan de basis leggen voor vervolgonderzoek waarin bepaald kan worden of de aanbod van componenten uit een natuurlijk dieet leidt tot gerichte verschuiving naar een wildtype microbioom.
Ook kunnen geïntroduceerde soorten, zoals geiten en de groene leguaan, invloed hebben op het bacteriële darmmicrobioom van de Antilliaanse leguaan, mede door de potentiële overdracht van pathogene bacteriën. Dit belicht een ander, ongezien aspect van de bedreiging die invasieve soorten kunnen vormen naast de direct evidente factoren zoals overbegrazing (geiten) en hybridisatie en concurrentie (groene leguaan) en kunnen een extra motivatie zijn voor de bescherming van de Antilliaanse leguaan. Samengevat kan dit project op basis van technisch hoogstaand veterinair toegepast onderzoek een belangrijke bijdrage leveren aan het behoud van een iconische en wereldwijd ernstig bedreigde soort.
Het onderzoek
Cloacaswabs van de Antilliaanse leguaan op Sint-Eustatius en de groene leguaan op Anguilla zijn reeds verzameld. Swabs van de Antilliaanse leguanen in Diergaarde Blijdorp zijn verzameld op het moment van vangst en zullen in samenwerking met Diergaarde Blijdorp nog verzameld worden na een periode ingevangenschap. In totaal betreft het 50 samples. Aangezien de samples op de eilanden reeds verzameld zijn, kan snel gestart worden met de analyses. Na DNA-extractie van de swabs zal de diversiteit van het bacteriële microbioom bepaald worden op basis van sequencing van de V3-4 regio’s van het 16S rRNAgen. De gegenereerde sequentiedata zullen na een kwaliteitscontrole gebruikt worden voor verschillende analyses (onder andere identificatie op het niveau van genus en species, bepaling alfa- en beta-diversiteit, screening pathogenen). Op basis van de beta-diversiteit kunnen de microbiomen onderling vergeleken worden.
Verwachte resultaten
De verwachte resultaten bestaan uit een overzicht van de diversiteit van het bacteriële darmmicrobioom van de Antilliaanse leguaan op basis van het 16S rRNA-gen, zowel in het wild als in gevangenschap. De resultaten zullen inzicht geven in de compositie van het bacteriële darmmicrobioom op basis van wilde dieren en het effect van gevangenschap op het microbioom. De verwachting is dat het microbioom van dieren in gevangenschap af zal wijken van het microbioom van dieren in het wild, met onder andere een lagere diversiteit en verschuiving van de compositie. De resultaten kunnen aanleiding geven tot verandering in de verzorging, huisvesting en vooral het dieet van de Antilliaanse leguaan in gevangenschap. Door het aanbieden van componenten uit een natuurlijk dieet kan een potentieel verarmd microbioom mogelijk gericht verschoven worden naar een wildtype microbioom.
Tevens zullen de resultaten een overzicht geven van de aanwezigheid van potentiële bacteriële pathogenen, inclusief D. agamarum. Dit zal inzicht geven in de prevalentie van bacteriële pathogenen en een basis leggen voor mogelijke behandeling, zowel in gevangenschap als in het wild. Mochten deze pathogenen afwezig zijn bij de dieren in gevangenschap is het van belang om dat in stand te houden en eventuele nieuwe dieren te controleren. De resultaten kunnen ook aanleiding geven tot de opzet van een nieuw veldwerkprotocol om verspreiding van pathogenen door de mens te minimaliseren.
Ook de (potentiële) invloed van geïntroduceerde soorten op het microbioom van de Antilliaanse leguaan, inclusief de mogelijke overdracht van bacteriële pathogenen, kan bepaald worden. Dit kan meer inzicht geven in de verspreiding van pathogenen die een bedreiging kunnen vormen voor de Antilliaanse leguaan via invasieve exoten en kan zodoende een extra motivatie zijn voor betere bescherming van deze soort.